De grote parkeerplaats bij de Abdij van Egmond is vrijwel leeg als ik mijn auto vlak naast de kaarsenmakerij zet. Er staat alleen een enorme vrachtwagen te lossen. Een chauffeur stapelt kartonnen dozen op een steekwagentje. De inhoud laat zich raden. Ik ruik de vettige lucht van parafine. Meteen duiken nostalgische associaties op: Kerst, roetstrepen op de muur en de krappe kerkbanken uit m’n jeugd. In de verte zie ik hoge kloostermuren, omlijst door onstuimige wolken. Dit zou wel eens een dag in een andere tijd kunnen worden.
door Gerard Oonk, mei 2017
Broeder Michaël heeft me zien arriveren en komt naar de auto toe. Hij gaat me vandaag over zijn tocht naar het klooster vertellen. De wind wappert het habijt langs bruine sandalen. Vrolijke ogen kijken door een goudomrand studentenbrilletje. “Ik had je bij de hoofdingang verwacht. Voor de zekerheid heb ik mijn telefoon vannacht opgeladen, zodat ze me konden bellen.” Als een soort bewijs verschijnt er plotseling een ouderwets mobieltje in zijn handpalm. Aan de pols glimt een horloge. Blijkbaar heeft de moderne tijd hier toch zijn intrede gedaan. Daar moeten we het later nog maar eens over hebben. Nu eerst naar binnen, de wolken dreigen.
Broeder Michaël wordt geboren als Patrick Weidemann. Hij is nu 35 jaar en heeft pas geleden zijn oorspronkelijke voornaam ingeruild. Het hoort bij de rituelen van het klooster. Tijdens de inkleding legt een nieuwkomer zijn oude kleding en zijn wereldse naam af. Dat markeert de start van een nieuwe identiteit.
Broeder Michaël vertelt: “De eerste weken ga je door een raar proces. Je wordt een vreemde voor jezelf. Je wordt losgeweekt van je oude ik. Dat doet pijn. Echt pijn. Het is een weg die je weliswaar zelf hebt gekozen, maar het nieuwe pad kent harde keien. Dat heb ik ervaren na die naamsverandering.”
“Michaël is één van mijn andere voornamen, bedacht door m’n broer en zus. Ze zijn een stuk ouder dan ik en rond mijn geboorte waren ze fan van Michael Jackson. Vandaar. Ik vind zelf vooral de associatie met de aartsengel mooi.” Michaël lacht en draait een mok warme thee rond in zijn handen. Hij heeft zo te zien even bedenktijd nodig.
“Voor mijn ouders is de nieuwe naam nog geen realiteit.” Zijn toon is neutraal. “Ik laat dat zo. Ze zijn ruim in de tachtig en het heeft geen zin om ze deze verandering op te dringen. Mijn ouders staan overigens wel volledig achter mijn keuze om het klooster in te gaan. We hebben er jaren naar toe geleefd. Dit was voor niemand een verrassing.”
Het zwarte habijt van broeder Michaël zit vol kaarsvet. Hij werkt een uur of vijf per dag in het kleine fabriekje. Vanochtend heeft hij de dompelbaden gecontroleerd en daar zoeken warme vetspetters vaak hun eigen weg.
In de kaarsenmakerij wordt hoofdzakelijk handwerk verricht. De jonge broeder vertelt er enthousiast over. “Als de basis van de kaars goed is, dan verloopt de rest van het productieproces bijna vanzelf. Ik besteed wat extra aandacht aan het staafje dat in het dompelbad langzaam uitgroeit tot een mooie, gladde kaars. Dat eerste begin is echt heel belangrijk.” Het lijkt me een mooi moment om Michaël te vragen naar zijn eigen basis.
“Ik ben rond m’n twintigste Theologie gaan studeren. Het was lastig om mijn hoofd er bij te houden. De afleiding was vaak te groot. Ik miste focus en concentratie, totdat ik het getijdengebed [zie kader, red.] ontdekte. Ik begon een keer of drie per dag te bidden. De regelmaat van die dagelijkse gebeden bracht structuur in mijn leven. Dat bleek nodig. Het heeft mijn studie gered.”
“En verder ben ik altijd heel kritisch geweest. Over de huidige tijdgeest bijvoorbeeld. We zijn alleen maar gericht op het individu. Alles draait om ‘het ik’. Het hoofd staat centraal. Het intellect is heilig. Daar ben ik de afgelopen vijftien jaar anders tegenover gaan staan. Dat zei ik hardop tegen mijn omgeving. Ik zocht bewust de discussie op om te ontdekken welke uitwerking mijn idee bij anderen had. Het ging ook vaak over levensbeschouwing. Het is mijn stellige overtuiging dat het geloof de weg naar het leven is. Die stellingname heeft regelmatig tot botsingen geleid.”
“Nu denk ik dat al die discussies alleen maar bedoeld waren als controlemiddel. Ik wilde anderen inpalmen met mijn overtuigingen. Praten, praten, praten. Daar ben ik achteraf niet trots op. Ik moet niet proberen om de ander te beheersen, te controleren of te veranderen. Van die karaktertrek wil ik gezuiverd worden.”
“Ik was -denk ik- knap lastig om mee om te gaan. Je mag me een ‘intens mens’ noemen. Als ik ergens in geloof, of iemand liefheb, dan ga ik tot het uiterste.”
De orde der Benedictijnen is een gemeenschap die leeft volgens de regel van Sint-Benedictus. Deze heilige vond dat monniken 8 uur per dag moesten bidden, 8 uur werken en 8 uur rusten. Ora et labora. Bid en werk.
Verder leggen Benedictijnen meerdere geloftes af. Dat zijn de geloften van gehoorzaamheid, kuisheid, stabiliteit en persoonlijke bezitloosheid.
Op de website van de Sint-Adelbertabdij staat dat de aanwezige broeders allen ‘jong van geest’ zijn. Dat neem ik zonder meer aan, maar de meeste mannen die ik rond zie lopen zijn behoorlijk op leeftijd. Is dat geen bezwaar?
Michaël heeft de vraag over het leeftijdsverschil aan zien komen en kiest zijn woorden zorgvuldig: “Het is jammer dat onze novicemeester, broeder Beda Carneiro, er vandaag niet is. Je moet hem echt ontmoeten. Zonder hem was ik hier waarschijnlijk niet geweest. Hij heeft me ervan overtuigd dat de abdij van Egmond, de orde van Benedictijnen [zie kader, red.], echt bij mij past.”
“Broeder Beda is nog jong [42, red.]. Hij heeft de gave om novicen aan te trekken. We zitten op dit moment met zes nieuwe broeders in het noviciaat. Er komt zelfs nog een zevende bij. De jongste is 24. Broeder Beda laat het klooster weer leven voor jonge mensen.”
“Ik had direct vertrouwen in de manier waarop hij gelovig is. Heel authentiek en een beetje mediterraan. Hij heeft z’n idealen en houdt die ook vast, maar hij accepteert dat vandaag niet alles gerealiseerd hoeft te zijn. Het is voldoende als je op weg bent. Hij haalt de druk er af. Het zegt ook iets over deze gemeenschap dat er ruimte is voor zo’n geloofsvisie. Dat vind ik mooi. En ach, voor de rest weet je het nooit, geloven is een sprong in het diepe, maar dat is met een huwelijk ook zo.” Michaël lacht opnieuw zijn vrolijke lach.
“Je kunt hier niet vluchten. Dat is de oplossing buiten de kloostermuren. Als iets je niet meer zint, dan kies je een andere baan, een ander huis, of een andere vrouw. Benedictus zegt: ‘Doe dat niet. Het helpt je geen zier.’ Dat ben ik met hem eens.”
“Natuurlijk kan ik hier vanavond de poort uit lopen, maar ik vind het belangrijk om op deze plek te blijven. Kiezen voor stabiliteit. ‘Stabilitas’ noemen we dat hier. De belofte dat je een verbinding voor het leven aangaat. Ik wil niet meer vluchten voor een opdracht, of te snel zeggen dat ik iets niet kan. De angst om te falen mag geen bezit van je nemen. Dat wil ik hier leren.”
“Ik was vroeger vaak teleurgesteld over mezelf. Het lukte me niet om gedisciplineerd te zijn, terwijl ik juist trouw wilde zijn aan mijn idealen. Die standvastigheid leer ik hier. Het klooster is een school volgens Benedictus. Iedereen blijft hier altijd een beginner en de studie gaat eeuwig door.”
Het getijdengebed is een serie dagelijkse gebeden. De katholieke kerk schrijft ze voor aan o.a. monniken en priesters. Het aantal gebeden per dag wil nog wel eens variëren per orde, of per persoon. Meestal zijn de gebedsmomenten opgenomen in een (kerk)dienst.
Aan het begin van de dag wordt het inleidend gebed gehouden, later gevolgd door een ochtend-, middag- en avondgebed met aan het eind van de dag de dagsluiting.
“Wie één mens redt, redt de wereld”
Voordat broeder Michaël klopte op de poorten van de Sint-Adelbertabdij heeft hij een tijdje meegelopen bij de orde van de Trappisten. Dat was niet wat hij zocht. Die geloofsgemeenschap was te gesloten, te veel naar binnen gekeerd. Michaël heeft de behoefte om ook met het gezicht naar de wereld te staan. Ik ben daar wel benieuwd naar. Wat kan een kloostergemeenschap bijdragen aan het welzijn van de wereld?
Broeder Michaël: ”Wij, de monniken, hebben de taak om een brug te slaan tussen het redenerende hoofd en de gevoelswaarden in onze buik. Ergens halverwege zit het hart. De meeste mensen vermoeden dat er diepere waarden zijn, noem het ‘spirituele drijfveren’. Dat gevoel wordt vakkundig onderdrukt met de ratio. Daar zijn we tegenwoordig enorm goed in. Monniken hebben de opdracht om hoofd en gevoel met elkaar te verbinden. Wij moeten helpen zoeken naar de eenheid van de mens. De nadruk mag daarbij best wat meer komen te liggen op het hart.”
“Onze gebouwen lenen zich er uitstekend voor om mensen te ontvangen. Je kunt de dagelijkse diensten bezoeken en ook een paar dagen meeleven in het gastenhuis. Dat geeft ons de kans om te laten zien hoe we leven. Als bezoekers merken dat onze geloofsbeleving authentiek is, dan kan dat stimulerend werken. We willen een bril aanbieden om op een andere manier naar de werkelijkheid te kijken. Het is allemaal heel kleinschalig misschien, maar een Joods gezegde luidt: ‘Wie een mens redt, redt de wereld.’”
“Mijn scoop voor de toekomst is hier. Ik wil dit avontuur beginnen en afmaken. Het kan dus zijn dat ik nog zestig jaar binnen deze muren leef. Dat klinkt benauwend als je denkt dat het leven in de breedte geleefd moet worden. Ik wil juist de diepte zoeken. Je kunt op één-en-dezelfde plek volstrekt andere ervaringen opdoen. Ik voel dat nu al: iedere dag is anders, ook al lijken ze van buiten misschien hetzelfde met onze strikte dagindeling. Ja, ik kan hier gelukkig zijn.”
“Uiteindelijk kom ik daar terecht. Mijn eindstadium.” Broeder Michaël wijst door het venster naar de begraafplaats. Ook nu klinkt weer die relativerende lach. We nemen afscheid en wensen elkaar een goed leven.
Michaël gaat bidden. Ik start de auto. Snel krabbel ik op een rondslingerend benzinebonnetje: ‘ik kloosters’. Een herinnering aan deze openhartige novice met het hart op de goede plaats; in het midden.
Buiten is het prachtig weer geworden.
Voor broeder Michaël duurt het zeker vijf jaar tot hij de ‘eeuwige gelofte’ mag afleggen.
Je begint bij de Benedictijnse kloosterorde in Egmond met een ervaringsperiode van drie maanden. Op basis daarvan kun je besluiten om in te treden. Daarna volgen negen maanden postulaat. Pas als die periode is afgesloten vindt de inkleding plaats en krijg je het habijt.
Vanaf dat moment ben je novice. Het duurt dan twee jaar voordat je de eerste -tijdelijke- gelofte mag afleggen. Weer drie jaar later volgt het moment van ‘de eeuwige gelofte’, die ook wel ‘de grote professie’ wordt genoemd.
Nog een interview lezen? Ontmoet de ambitieuze sopraan Wendy Roobol….
Tekst en fotografie: ©Gerard Oonk.
Als je dit verhaal wilt gebruiken in een eigen publicatie, neem dan contact met me op.