The New York Times was voor al mijn klasgenoten op de journalistenschool het paradijs op aarde. Dat was pas echt een krant! Ons klasje studeerde af in 1984. Het wereldwijde web was net nieuw en de eerste DTP-computers werden de school ingetakeld. Sindsdien is er veel veranderd. Sterker: de mediaontwikkelingen gaan nog steeds sneller en sneller. Het edele journalistengilde staat onder druk. Iedereen publiceert. Voor echte research is geen geld meer. Al het nieuws wordt vluchtig en oppervlakkig. Ook de krantenconcerns maken zich al jaren grote zorgen. De abonnementen lopen terug en de reclame-inkomsten dalen. Het lijkt kommer-en-kwel bij de nieuwsmakersindustrie. Zelfs de fameuze New York Times ontkomt niet aan een grondig zelfonderzoek.
Deze week verscheen een uitgelekt intern rapport van de NYT. Dat liegt er niet om. In heldere, mooi geschreven taal wordt uit de doeken gedaan dat de concurrentie het op een aantal vlakken beter doet dan de NYT zelf. Het tij moet keren, schrijft een kritische onderzoeksclub (onder leiding van de zoon van de uitgever…).
Uiteraard baalt de directie er stevig van dat zo’n gevoelig document plotseling onder ogen komt van de hele wereld. Maar, de crisiscommunicatie is goed op orde bij The Times. Nog geen dag later schrijft de verse hoofdredacteur Dean Baquet al een gloedvol mailtje aan alle medewerkers: “Deze notitie had niet op straat moeten liggen, maar misschien is het juist wel goed. We laten zien dat we over onszelf nadenken en voortdurend bezig zijn met verbeteringen”, of woorden van gelijke strekking.
Op allerlei sites kun je de hoofdpunten van het document terug vinden. Ik ga dat niet dunnetjes overdoen. Mijn advies: lees de eerste twaalf pagina’s (management summery) en verblijd je over de taal zonder opsmuk, het glasheldere betoog en de eerlijkheid die van de pagina’s afspat. The New York Times had zichzelf geen betere dienst kunnen bewijzen met het lekken van dit rapport. Mijn eerbied van jaren geleden is helemaal terug.