De traditionele mediabedrijven hebben het zwaar. Krantenconcerns raken abonnees kwijt en publieke omroepen moeten constateren dat hun vroegere leden liever een contract met Netflix sluiten. De burger gaat bovendien zelf publiceren. Hij voelt zich een opiniemaker op z’n zolderkamer. Kunnen we echt zonder professionele journalistiek? In dit betoog uit 2007 wordt gezocht naar een antwoord op die vraag.
Zoutpilaar
Er is veel kritiek op de publieke omroep. Er zouden teveel baasjes zijn; er wordt teveel geld in een bodemloze put gemikt en de hele organisatiestructuur is niet meer van deze tijd. Het beeld van een bewegingsloze moloch is snel geschetst.
Zoals altijd is er ook een andere kant van de medaille. We hebben in Nederland een van de goedkoopste en hoogst gewaardeerde publieke omroepen van Europa. De pluriformiteit zit nog steeds verankerd in de uitzendlicenties van zendgemachtigden met een maatschappelijk of religieus profiel. We springen niet altijd even zorgvuldig om met die unieke eigenschappen van ons bestel; we zijn er onvoldoende trots op en we missen soms wat kansen.
Ondanks het politieke vacuüm waarin de publieke omroep zich bevindt, is er wel degelijke sprake van veranderingsbereidheid en vernieuwingsdrang.
Dit staat op de website van Publieke Omroep:
“De publieke omroep kan alleen bestaan als hij de krachtige wil heeft om te veranderen. Meer dan 75 jaar geleden zijn we begonnen radio te maken. De televisie is zo’n vijftig jaar oud, teletekst net twintig. Maar niets is meer als toen. De wereld waarin de publieke omroep als een sterke culturele kracht opereert is aan grote verandering onderhevig. Er wordt een antwoord geëist op die veranderingen en er wordt verwacht dat de publieke omroep ook richting aangeeft.”
Het is mijn stellige overtuiging dat de publieke omroep één van de eigen unieke verkoopargumenten beter moet benutten. Het pluriforme karakter past –ondanks alle kanttekeningen- heel goed bij de tijdgeest (niet de dogma’s, wel de kijk op het leven). De huidige mediagebruiker is op zoek naar heldere standpunten en organisaties (of personen) die verantwoording afleggen over de keuzes die ze maken.
Presentator Sjors Fröhlich zei in een gesprek: “er kan pas sprake zijn van een dialoog, als we op de hoogte zijn van elkaars standpunten”. Zo is het. De burger wil weten waar de journalistiek (de individuele journalist) staat, hoe hij over zaken denkt, wat zijn standpunt is, voordat hij een dialoog wil aangaan, of een verbintenis wil sluiten.
Geen kleurloze journalistiek
Eén ding is zeker: de burger zit niet te wachten op kleurloze journalistiek. Geen objectiviteit; wel juiste feiten. Geen afstandelijkheid, maar persoonlijke betrokkenheid. Geen grootse, abstracte vergezichten, maar concrete, oplossingsgerichte journalistiek. De criticasters van deze visie beweren dat er behoefte blijft aan journalisten die op zoek gaan naar de kale nieuwsfeiten; luizen die zich ingraven in de pels van de samenleving en onrecht zichtbaar maken. Ze hebben gelijk! Die journalistieke werkvorm blijft noodzakelijk en er zal altijd behoefte aan zijn, maar niet meer in de omvang die we gewend zijn.
Ik weet zeker dat ons pluriforme omroepbestel, maar ook de gedifferentieerde commerciële mediamarkt goed in staat is om aan de nieuwe consumentenwensen tegemoet te komen. We weten nog niet precies hoe we dat moeten doen, maar dat is niet verwonderlijk als je bedenkt hoe snel de maatschappelijke, culturele en technologische veranderingen om zich heen grijpen.
Wegwijzers
In het voorgaande is geschetst in welke omgeving de mediamakers van de publieke omroep functioneren en tegen welke vraagstukken ze aanlopen. Tussen de regels door zijn oplossingsrichtingen benoemd. Het wordt tijd voor een samenvatting.
Suggesties om de dialoog levend te maken:
- Doe gedegen onderzoek naar de doelgroep. De fragmentatie wordt steeds groter. Het publiek kiest steeds minder voor breed aanbod en steeds meer voor specifieke interessegebieden. Het heeft dus weinig zin om energie te stoppen in de bouw van grote communities; het faciliteren van en het ‘infiltreren’ in veel kleine communities is effectiever. Daar zit ook de spagaat voor een landelijk massamedium. De rol van contentleverancier voor miljoenen tegelijkertijd is voorbij. We zullen ons moeten concentreren op kleinere, goed afgebakende interessegroepen en daarmee een vertrouwensband opbouwen.
- Zorg voor direct contact met de afnemer. Het beeld van de journalistieke fabriek op het industrieterrein en neergelaten zonwering is al eerder geschetst. Iedere lezer zal beamen dat het een ongewenste visualisatie is als we een zekere toekomst voor de journalistiek veilig willen stellen. Toch vereist het de nodige inspanning om een andere weg in te slaan. Een bewuste cultuurverandering bijvoorbeeld. We hebben het immers decennialang anders gedaan. Het kost ook meer. Het gebouw uit en de straat op is duurder dan op de bureaustoel blijven zitten en de telefoon pakken.
- Maak gebruik van de publicatiedrift van de burger. Het is niet alleen goedkoper (vrijwel gratis content), maar het doet ook recht aan de behoefte van de amateur-publicist.
- Neem de ‘co-producent’ serieus. Hij voelt zich opinieleider en wil als zodanig gehonoreerd worden. Let daarbij op eenvoudige kleine mogelijkheden.
Een voorbeeld: in de weerrubrieken van NOS-journaal en RTL-nieuws zijn regelmatig foto’s te zien die een beeld geven van het weer die dag. Bij de NOS worden de foto’s snel ‘doorgeklikt’; bij RTL staat keurig de naam van de fotograaf vermeld. Het is bij RTL ook veel eenvoudiger om een foto te ‘uploaden’. De nieuwe consument heeft dat soort verschillen feilloos in de gaten. Scherpe redactie op de ingestuurde bijdragen wordt overigens geaccepteerd. Men verwacht niet anders van een professionele nieuwsorganisatie. - Durf de grote merken, de associatie met de instituutnamen, los te laten. Concentreer je op de kleinste eenheid waarmee het publiek zich verbonden kan voelen, bijvoorbeeld een programmatitel, of een rubriek.
- Kom los van begrippen als ‘objectieve en neutrale journalistiek’. De kijker, lezer en luisteraar verlangt standpunten, oplossingsrichtingen, keuzes en verantwoording. Zorg wel dat de feiten kloppen, want dat is waar een professionele journalist op wordt afgerekend.
[update april 2019: Het NOS-journaal is enkele jaren na het verschijnen van dit artikel ook begonnen met het vermelden van de naam van de fotograaf bij weerfoto’s.]
Epiloog
De toon in dit hoofdstuk zal voor velen die in de journalistiek werkzaam zijn somber lijken, defensief misschien zelfs. Ik heb geschetst dat de oude, vertrouwde journalistieke werkvormen eroderen. Dat is niet prettig om te lezen (en ook niet om op te schrijven). Toch is ons vakgebied in beweging, ontkenning en de kop in het stuifzand steken heeft geen zin.
Ik ben er van overtuigd dat de traditionele journalist die, door hoor en wederhoor, zijn feiten checkt nodig blijft. Ook in de toekomst. Internetberichten zijn lang niet allemaal blind te vertrouwen en laten we wel wezen: de journalistiek is een vak. We moeten ons dus niet volledig uitleveren aan de ‘autoriteit van de massa’.
Zoals ik het zie is er maar één oplossing en dat is meebewegen en inspelen op de wensen die leven onder ons publiek. Minder kleurloos; beter luisteren en meer hún agenda volgen. Meer de dialoog zoeken en niet bang zijn voor een persoonlijk standpuntje af-en-toe. We moeten zorgen dat we nieuwe communities faciliteren en door ‘inhoudelijke infiltratie’ verbanden en verbindingen leggen in de maatschappij.
Wij blijven de democratische gemeenschap vorm geven, maar wel op een manier die past bij een nieuwe tijd.
Einde.
[update april 2019: De journalistieke check van (nieuws)feiten is de afgelopen jaren alleen maar noodzakelijker geworden (denk aan de toenemende groei van ‘nep-nieuws’)]
Van standpunt naar dialoog, deel 5.
Een geactualiseerde versie van hoofdstuk twaalf uit het boek ‘De toekomst van de journalistiek‘, 2007, onder eindredactie van Nico Drok. Een uitgave van Boom, ISBN: 9789085063087. De schrijver heeft -ten tijde van de eerste druk- een managementfunctie bij de Nederlandse Publieke Omroep.
Dit was het laatste, geactualiseerde deel van hoofdstuk 12 uit het boek ‘De Toekomst van de Journalistiek’. De schrijver werkte -ten tijde van de publicatie van het boek- bij de Nederlandse Publieke Omroep.
Lees ook de andere delen.